Verhaal

De gevangenen uit Wilhelmshaven

Nederland

Markeren

Deel

Route

Op 15 april 1945, de dag dat bijna de gehele stad Groningen was bevrijd, vertrok vanuit het gevangenenkamp in het Duitse Wilhelmshaven een ziekentransport met driehonderd gevangenen. De volgende dag stapten ze in Emden op een open boot. Aan boord is de uitgemergelde en uitgeputte Henk Brouwers, de verzetsstrijder en stuurman van het opleidingsschip Abel Tasman in Delfzijl.

Vele gevangenen dachten dat het schip werd getorpedeerd, maar nog dezelfde dag vaart de rijnaak de haven van Delfzijl binnen. De Duitse legercommandant had geen idee wat hij met de gevangenen moest beginnen. De geallieerden stonden voor de deur, dus hij had wel iets anders aan zijn hoofd dan de zorg voor een schip met uitgeputte gevangenen. Hij wilde ze terug de Eems op sturen, maar de burgemeester greep in en de mannen mochten blijven. Een van de broodmagere gevangenen die de kade opliep, was de vader van Willie Brouwers.

‘We wisten dat mijn vader op die boot zat. Een zwarthandelaar had hem in Emden gezien en ons verteld dat hij er aankwam. Ik rende naar de Grote Waterpoort toe. Vroeger was daar een groene dijk met een trapje naar beneden. Ik zie hem nog die trap afkomen. Hij droeg een zwarte jas en was ontzettend mager. Ik stoorde me er totaal niet aan en ik vloog op hem af. ‘Meisje, niet doen,’ zei hij tegen me. ‘Ik zit onder de luizen.’ Later bleek dat hij ook tbc had.’ De gevangenen sjokten door de straten van de havenstad, aangegaapt door een verbijsterde bevolking die ondanks een uitgaansverbod massaal de straat waren opgegaan. Een groot aantal werd later op boerenkarren naar dorpen gebracht, waar ze enkele weken later de bevrijding meemaakten. Maar niet iedereen. Tijdens de tocht over zee en ook na het vertrek uit Delfzijl overleden er nog minstens zeven.

‘Pa wilde meteen naar huis toe,’ vertelt mevrouw Brouwers. ‘Maar ik zei dat het ons huis niet meer was. Het was door de Duitsers in beslag genomen. Ons gezin woonde bij mijn grootouders op de Vennen. De Duitsers hadden ons eruit gezet nadat pa was opgepakt. Daar woonde nu een landverrader met zijn gezin. Zijn vrouw droeg het Vosse bontje van mijn moeder en hun kinderen hadden onze kleren aan. Ik mocht zelfs onze poes Jantje niet meenemen. Hij begon te huilen.’

Henk Brouwers mocht niet mee naar het huis van zijn schoonouders. ‘Alle gevangenen moesten zich verzamelen en ze zouden richting Uithuizen en Roodeschool gaan. Pa moest ook mee. Maar ’s nachts werd er bij opa en opoe op de deur gebonkt. Het was pa. Hij was door een kolenhandelaar naar Delfzijl gebracht en lag onder een kleed verstopt. Maar hij mocht van mijn tante, een vrijgezelle zus van mijn moeder die nog thuis woonde, niet in een bed slapen. Niet zolang hij nog onder de luizen zat. Dus pa sliep op de harde, houten vloer.’

Adres

J. v.d. Kornputplein 1, 9934 EA, Delfzijl