België
Markeren
Deel
Route
Aan het eind van de oorlog waren er ruim 250.000 Duitse krijgsgevangenen in België. Tienduizenden werden aan het werk gezet, vooral in de mijnen, in het kader van de Bataille du charbon. Meer dan 2.000 werden tewerkgesteld in de Ardennen.
In oktober 1945 werd er in Poix-Saint-Hubert een krijgsgevangenenkamp geopend dat plaats bood aan 1.000 man. Het kamp lag op een stuk braakliggend land, vlak bij de overblijfselen van de oude chemicaliënfabriek van Chimay. Het werd bewaakt door Belgische soldaten. Het kamp viel onder het regionale commando van de gevangenenkampen van Luik. De gevangenen moesten hout verzamelen dat werd gebruikt om de gangen van de mijnen te stutten. Het was zwaar werk, maar ze werkten in kleine groepjes en er heerste een ontspannen en informele sfeer. Sommige gevangenen hielpen ook bij de opruiming van de mijnen, ook al was dat volgens het Verdrag van Genève verboden. Ook aan de Belgische kust was dit het geval. Verschillende gevangenen kwamen om het leven. Andere hielpen bij de opruiming en wederopbouw, vooral in Bastenaken.
In december 1945 werden er in de regio twee andere kampen (zogenaamde boskampen) opgericht, in Vielsalm bij de barakken van de Ardense Jagers en in Elsenborn. Er waren ook verschillende kleine kampen. Soms woonden gevangenen in bij de lokale bevolking, waar ze werkten op boerderijen die op die manier profiteerden van goedkope arbeidskrachten. Het is niet verwonderlijk dat de eerste contacten vaak moeizaam verliepen. Hier en daar braken rellen uit. De herinnering aan het Ardennenoffensief was nog vers, maar naarmate de maanden verstreken, namen de vijandige gevoelens af. Sommige Duitse voormalig krijgsgevangenen settelden zich zelfs in de regio. Het is geen verrassing dat het overgrote deel van hen in 1948 terugkeerde naar Duitsland.