Nederland
Deel
'Prat' werd geboren in een adellijke familie in het huidige Indonesië en raakte in Nederland betrokken bij het verzet. Hij overleefde de kampen van Amersfoort, Vught en Dachau, hoewel de ervaringen hem tot het einde van zijn leven bleven achtervolgen.
Djajeng Pratomo werd geboren in Bagansiapiapi, een stad op Sumatra in het huidige Indonesië, destijds een Nederlandse kolonie. Hij kwam uit een Javaanse adellijke familie en mocht dus de adellijke titel Raden Mas voeren, maar hij werd liever gewoon 'Prat' genoemd.
Hij kreeg een goede opleiding in Batavia en Medan en ging in 1936 aan boord van een schip dat hem naar Nederland bracht, waar hij enige tijd medicijnen en economie studeerde. Prat woonde in Leiden, Rotterdam en Den Haag. Hij werd lid van de Indonesische studentenvereniging Perhimpoenan Indonesia en de dansgroep Insulinde, die zich verzette tegen het fascisme en nazisme in zowel Europa als Azië. Zo kwam Prat tijdens de Duitse bezetting in contact met het verzet. Hij hielp ondergedoken Joden en verspreidde illegale kranten.
In januari 1943 werden Prat en Stennie, die ook bij het verzet betrokken was en later zijn vrouw werd, gearresteerd. Prat werd korte tijd vastgehouden in Kamp Amersfoort, voordat hij op 24 februari naar Kamp Vught werd overgebracht. In Vught werd hij, net als Stennie ingedeeld bij het Philips-Kommando. Omdat mannen en vrouwen gescheiden waren, leefden ze in verschillende delen van het kamp. Soms ontmoetten ze elkaar echter bij het prikkeldraad.
Op 24 mei 1944, na achttien maanden gevangenschap, werd Prat op transport gesteld naar Dachau en werd hij gescheiden van Stennie, die werd gedeporteerd naar kamp Ravensbrück. Prat werkte in Dachau als verpleger in een ziekenboeg. "Elke ochtend vond ik tientallen mensen die, verzwakt door tyfus, in hun bed waren gestorven", herinnerde hij zich later.
Prat en Stennie overleefden de kampen en trouwden. Hoewel ze in Nederland bleven wonen, waar ze allebei in de journalistiek werkten, zetten ze in voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Prat werd bijna 104 jaar oud, maar kon de Tweede Wereldoorlog nooit helemaal achter zich laten. "De artsen hebben mij in 1947 al gewaarschuwd: doordat je in die kampen zoiets ernstigs meegemaakt hebt, blijft dat in je hersens zitten en komt dat door allerlei omstandigheden weer tevoorschijn, jaren en jaren later. Ze zeiden toen al: je komt er nooit vanaf."