Polen
Deel
Anna Langfus was een Joodse vrouw uit Lublin. Ze bracht tijd door in de getto's van Lublin en Warschau en werkte als boodschapper voor het Poolse verzet. Na de oorlog werd ze schrijfster en beschreef ze haar ervaringen tijdens de oorlog in haar werken.
Anna Langfus werd in 1920 in Lublin geboren als Anna-Regina Szternfinkiel. Haar vader Mosze was een graanhandelaar. Haar moeder, Maria, was mede-eigenaar van het appartement op Lubartowska 18 waar het gezin woonde. In 1937 studeerde Anna af aan het Staatsgymnasium van de Unie van Lublin en een jaar later trouwde ze met Jakub Rajs. Samen gingen ze naar België om te studeren aan de Hogeschool voor de Textielindustrie in Verviers.
Bij het uitbreken van de oorlog verbleven ze in Lublin. In het voorjaar van 1941 stichtten de Duitsers daar een getto, waar Anna en Jakub met hun gezinnen werden ondergebracht. "Aan de andere kant ging het leven door. […] Een paar meter verderop stonden twee vrouwen diep in gesprek op de rand van het trottoir. Ze leken me niet te zien. Ze waren echt een onberekenbare afstand van mij verwijderd. Tussen ons stond dat stekelige hek van prikkeldraad." Zo beschreef Anna later, in haar eerste roman, haar ervaringen met gedwongen isolement. In 1942 vluchtte het echtpaar Rajs naar Warschau. Aanvankelijk bleven ze in het getto, daarna verstopten ze zich aan de 'Arische' kant. Anna raakte onder de naam Maria Leokadia Janczewska als boodschapper betrokken bij het Poolse ondergrondse verzet. In november 1944 waren zij en haar man op zoek naar een schuilplaats in de buurt van Warschau toen ze door de Gestapo gearresteerd werden. Jakub werd doodgeschoten en Anna werd opgesloten in Płońsk.
Na de bevrijding keerde ze terug naar haar geboortestad, waar ze geen familie meer had: haar vader kwam om in Lublin, haar moeder in het getto van Warschau en de familie van haar man in Warschau nadat hun schuilplaats was ontdekt. Van haar talrijke familieleden overleefde slechts één neef de oorlog. In 1946 verhuisde Anna naar Parijs. Daar trouwde ze met Aron Langfus, ook afkomstig uit Lublin, met wie ze enkele oorlogservaringen deelde. In 1948 beviel ze van een dochter.
Ondanks zware omstandigheden zette ze haar artistieke passies voort: ze volgde een acteeropleiding en schreef toneelstukken en proza. Het hoofdthema van haar werk was het trauma van de Holocaust en de worsteling van de overlevenden met de 'ziekte van de oorlog'. Als een van de eerste erkende getuigen benadrukte ze als schrijfster hoe onmogelijk het is om oorlogservaringen volledig over te brengen: "Schreeuwen kunnen niet op papier worden gezet. [...] Om de gruwelen van het Joodse lot tijdens de oorlog onder woorden te brengen, moest ik een literair werk maken. Het was een moeilijke stap." Ze publiceerde drie romans. Haar beroemdste boek, Les Bagages de Sable (Zakken met zand), was gewijd aan het schuldgevoel van overlevenden en hun onvermogen om terug te keren naar het oude leven. De roman werd bekroond in 1962 met de Prix Goncourt.
Anna Langfus overleed in 1966.