Simon Reifeisen was de oudste van vijf kinderen, geboren in 1892 in het Poolse Bolechów. Simon studeerde rechten en talen. Hij sprak vloeiend Pools, Duits, Russisch, Engels en Frans. Vanaf 1915 diende hij in het Oostenrijkse leger, totdat hij gevangen werd genomen door de Russen. Tijdens zijn krijgsgevangenschap leed hij aan een bevroren neus. Op 26 oktober 1924 trouwden Simon Reifeisen en Gertrude Anna in Gelsenkirchen, waar ze een kledingzaak runden. De Reifeisens waren tamelijk liberaal en sociaal zeer actief. Vaak ontvingen ze bezoekers. Ilse Reifeisen werd geboren in december 1926. Ze groeide op als enig kind. Over de bedoelingen van de nazi’s waren de Reifeisens zeker niet naïef. Ilse werd daarom op 20 december 1939 met een Kindertransport van een Joodse organisatie naar Stockholm gebracht. Daar werd zij samen met 30 andere Joodse kinderen ondergebracht in een weeshuis. Die verandering was voor Ilse erg moeilijk, maar het redde wel haar leven. Een paar maanden later verhuisde ze naar een pleeggezin in Vänersborg. In de tussentijd werden haar ouders gedeporteerd naar Riga. Haar vader stierf waarschijnlijk daar. In augustus 1944 werd haar moeder gedeporteerd naar Stutthof. De datum van haar overlijden is niet duidelijk, misschien stierf ze in de gaskamer, misschien tijdens de verschrikkelijke dodenmarsen in de winter van 1945.