Stella Czajkowska groeide op in de Vrije Stad Danzig. Hoewel ze Joods was, studeerde ze muziek op een Duits conservatorium. Toen de oorlog uitbrak, werden zij en haar familie gedwongen te verhuizen naar het getto in Lodz, door de Duitsers omgedoopt als Litzmannstadt. Vervolgens werden ze gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau. Stella werd geselecteerd voor de gaskamers, maar op miraculeuze wijze overleefde ze. Al snel na deze nachtmerrie werd ze, samen met haar zus, moeder en andere vrouwen, getransporteerd - hongerig en naakt - naar Stutthof. Stutthof was een zeer wrede plek, vooral tijdens de selecties voor de gaskamers. Op een ochtend vond Stella haar moeder op een stapel dode vrouwen. Een andere keer bezocht Stella haar zieke zus in het kampziekenhuis om haar heimelijk eten brengen, maar werd daarbij betrapt door een Duitse medewerker. Geheel onverwacht strafte hij haar niet, maar hielp haar zus met extra voedsel. Stella en haar zus leden aan tyfus toen ze vanuit Stutthof op een van de gruwelijke dodenmarsen werden gestuurd. Toen ze de rivier de Vistula bereikten, werden ze allemaal op een boot gedreven. Veel gevangenen waren al overleden toen ze uiteindelijk landden op een strand in Neustadt (Schleswig-Holstein). Daar liepen ze een SS-eenheid tegen het lijf die begon met het doden van alle gevangenen. Een plotselinge luchtaanval stichtte echter grote verwarring. Kort daarna trokken Britse soldaten de stad binnen. Stella's oorlog was voorbij. In een leeg huis vond ze een piano en begon te spelen. Na de oorlog werd Stella muziekleraar in Göteborg en bekwaamde zich in het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen op de piano.