Het verzet in Fryslân speelde een belangrijke rol in de periode van de bevrijding. Vaak positief, een enkele keer ook negatief en altijd aangrijpend. Het is ook de rode draad in de verhalen op dit wandelrondje over het Friese platteland.
Het naderen van de Canadese bevrijders in april 1945, en dus een mogelijk aanstaande bevrijding, veroorzaakte paniek op het Scholtenhuis in Groningen. Daar zaten tijdens de oorlog honderden verzetsstrijders gevangen. Ze werden er verhoord, beestachtig behandeld en gemarteld. Koortsachtig werd door de SD’ers die daar vertoefden gezocht naar manieren om zich van belastend(e) personen te ontdoen. Zo werden op 10 april 1945 tussen Bakkeveen en Allardsoog negen verzetslieden en een kunstenaar door de bezetter doodgeschoten. Ter nagedachtenis is een verzetsmonument opgericht.
Zo is er het verhaal van Jan Welfing (1920 – 1945), een jonge Fries die tijdens de bezetting zijn leven waagde in het verzet tegen de Duitse bezetter. Op 14 april 1945, de dag dat de gemeente Opsterland werd bevrijd, kwam hij om het leven bij een hevig vuurgevecht in Ureterp. Zijn naam leeft voort in zijn geboortedorp Wijnjewoude, waar een straat naar hem is vernoemd, de Welfingstrjitte.
Toen de gemeente Opsterland op 14 april 1945 werd bevrijd lag het voormalig werkkamp Sparjebird in Hemrik er verlaten bij. Na vijf lange jaren van bezetting werd er gelijk jacht gemaakt op ‘Duitsgezinden’. NSB’ers, collaborateurs en ´moffenmeiden´ werden gevangengenomen en naar Sparjebird gebracht. Daar verbleven ze in afwachting van hun straf, aanvankelijk bewaakt door het verzet in een grimmige sfeer waarbij het er hardhandig aan toe kon gaan.